Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Hij zeide: [18]Neen, maar Ik ben [19]de Vorst van het heir des HEEREN: Ik ben nu gekomen! Toen viel Jozua op zijn aangezicht ter aarde en [20]aanbad, en zeide tot Hem: Wat spreekt mijn Heere tot Zijn knecht? 18. Te weten, Ik behoor uw vijanden niet toe. 19. Te weten, Christus, die over het leger der Israelieten, welke des Heeren volk zijn, zorg draagt. 20. Want hij kende Hem te zijn de ware God. Indien dit maar een geschapen engel geweest ware, Hij zou niet geleden ehbben dat men hem alzo zou geeerd hebben, gelijk te zien is Openb.19:10, en Openb.22:9.